Het rommelt bij de wereldwinkels. Lagere prijzen voor de leveranciers en (volgens critici) stevig betaalde managers. De wereldwinkel zou de wereldwinkel niet meer zijn. Directeur Huub Jansen van de Landelijke Vereniging Wereldwinkels zegt nog steeds voor de lokale pottenbakker en houtsnijder op te komen. “Het gaat ons om de producenten, niet om de leveranciers en wereldwinkels.”
Op een toplocatie in Heemstede, tussen de nette boetieks, de ijssalon en een meubelzaak vol duur design, wolkt een bekende lucht van wierook over het trottoir. Ik herinner me in een flits de feestelijke opening van een wereldwinkel in mijn dorp. Pa en ma deden zich te goed aan wijn uit een socialistisch land en ik mocht een duifje kopen van Zuid-Amerikaans keramiek, iets onvoorstelbaar exotisch. Voortaan zouden we suikerriet op onze pannenkoek eten.
Inmiddels zijn die Chileense wijn, de rietsuiker en de exotische snuisterijen gewoon en alledaags geworden. Ze staan in de supermarkt, de Hema verkoopt ze en op reis halen mensen voortaan zelf hun beeldjes of ze verhandelen ze op hun website. De 370 wereldwinkels die Nederland telt, moesten de afgelopen jaren een metamorfose doormaken om die nieuwe werkelijkheid te overleven. Voortaan zijn ze fris, hip en strak, met een taboe op stoffige raffia mandjes. Ze werden gerestyled door ervaren marketeers. Op de toonbank kwam een heus stijlboek te liggen.
Die verandering ging niet zonder slag of stoot. Nieuwsuur kwam in april met het verhaal dat er bonje was bij de Landelijke Vereniging van Wereldwinkels. Het ging over autonomie, een beschuldiging van belangenverstrengeling en over hardwerkende vrijwilligers versus goedbetaalde managers. Inmiddels hebben 64 leden in de laatste twee jaar hun lidmaatschap van de Landelijke Vereniging Wereldwinkels beëindigd . Ze wilden liever hun eigen koers varen. Dertig van hen gingen verder onder de Stichting Wereldwinkel.
‘We vonden dat we teveel geld moesten afdragen voor de ontwikkeling van de nieuwe strategie (4 % van de omzet) en dat er te weinig werd geleverd’, zegt Ellen Cruys, betaalde coördinator van de wereldwinkel in Groningen. Met een omzet van vier ton is het de grootste wereldwinkel van Nederland. Daarnaast stak het Groningen dat de Landelijke Vereniging via de Stichting FairSupport lagere inkoopprijzen bedong bij de leveranciers. “De leveranciers stonden hierdoor voor de keuze: of een groot deel van hun afzetkanaal verliezen als ze niet mee zouden doen, of hun producten tegen te lage prijzen verkopen waardoor hun eigen bestaan in gevaar kwam.”
Dat een deel van de aldus behaalde winst bovendien bij FairSupport bleef, was Cruys en haar collega’s een doorn in het oog. De retail-specialisten van de Landelijk Vereniging leefden op te grote voet, meenden de afgescheiden wereldwinkels. FairSupport werd opgericht in 2007 op initiatief van de Landelijke Vereniging en Faire Trade Original. De Stichting moest er onder meer voor zorgen dat de wereldwinkelformule gemoderniseerd zou worden.
Lars Moratis -bestuurslid van de Landelijke Vereniging – was lid van de stichtingsraad van FairSupport. Hij zegt: “Wereldwinkels betaalden destijds een fee van 4 procent over hun omzet aan FairSupport. Van die inkomsten zijn diensten ontwikkeld en geleverd, waaronder een systeem voor trendanalyse en trendadviezen voor importeurs en producenten. Ook is er een marketingondersteuningsprogramma voor Wereldwinkels ontwikkeld, zijn er cursus- en ondersteuningsactiviteiten voor vrijwilligers georganiseerd, automatiseringsprogramma’s voor kassa’s uitgerold en data-analyses gemaakt.”
“Het grote punt is volgens mij dat onze vereniging vele leden met uiteenlopende opvattingen kent over wat een goede winkel is, wat professionalisering is, wat zij daarin willen investeren en wat zij er van terug verwachten. In essentie is dat terug te voeren op verschillen in opvatting over waar onze vereniging precies voor bestaat en wat zij zou moeten doen. Een aantal Wereldwinkels vindt dat een professioneel ondersteuningsniveau uberhaupt niet nodig is en vinden het om die reden te duur. Voor anderen gaat die ondersteuning juist weer niet ver genoeg. Zij willen zich ontwikkelen met hun winkel en hun voordeel doen met retailkennis”, aldus Moratis.
De ontevreden leden zegden hun lidmaatschap op, de overgebleven 270 wereldwinkels van de Landelijke Vereniging gingen door op de ingeslagen koers. Fairsupport is inmiddels opgeheven. “Het bracht ons niet wat we hadden gehoopt”, zegt directeur Huub Jansen van de Landelijke Vereniging. De modernisering van de winkels was succesvol maar de winkels hebben last van de crisis: de omzet stagneert (28,7 miljoen in 2011) en het aantal klanten loopt terug. Sommige winkels kunnen het hoofd niet boven water houden en sluiten de deur. Wereldwinkels zitten vaak op een a-locatie met een hoge huur.
Het verontrustende verhaal dat de leveranciers door zijn vereniging gedwongen worden lagere prijzen te accepteren, kan Jansen verklaren. “Een groep van vijftig wereldwinkels ging gezamenlijk inkopen. Dat scheelt de leverancier in Nederland geld en werk. Ze kunnen een container met kaarsen uit Swaziland dan zonder uit te pakken aan ons verkopen. In ruil vragen wij een lagere prijs. Het is niet de bedoeling dat zij lagere prijzen bedingen bij de producent.”
De winst van de lokale wereldwinkels wordt gebruikt om de winkel te verbeteren en gaat naar individuele kleine projecten in ontwikkelingslanden. Een deel (3,5 % van de omzet) gaat ook naar de Landelijke Vereniging Wereldwinkels. Met het geld worden onder meer de salarissen betaald. “Die zijn aanzienlijk minder dan in Nieuwsuur werd genoemd “, zegt directeur Jansen, “ik haal de Balkenende-norm bij lange na niet, zelfs niet bruto bruto.”
De wereldwinkels nieuwe stijl worden nog altijd gerund door vrijwilligers, alleen de grotere zaken hebben een betaalde coördinator. De wereldwinkels – geboren uit actie en strijd tegen de hoge invoerrechten op rietsuiker – bestaan inmiddels 45 jaar. Ze wonnen enige jaren achter elkaar het predicaat ‘beste cadeauwinkel’ van Nederland, een bewijs dat ze de wierook en rietsuiker ver achter zich hebben gelaten. “Ons doel was Nederland bewust maken. Met fairtrade food is dat gelukt, het ligt gewoon in de supermarkt. Nu willen we hetzelfde met onze arts and crafts bereiken. Gewone winkels moeten ook eerlijk geproduceerde cadeau-artikelen gaan verkopen. “, zegt Jansen. “Ik kwam op reis houten muziekinstrumenten tegen in Thailand, niets voor onze wereldwinkels maar wel geschikt voor een muziekzaak. Of hele dure sieraden die je beter in de Bijenkorf kunt verkopen.”
De wereldwinkels van Nederland kopen hun producten bij Nederlandse leveranciers die goedgekeurd zijn door de Landelijke Vereniging. De leveranciers moeten hun producenten (boeren en bedrijfjes in ontwikkelingslanden) genoeg betalen voor een leefbaar loon en gaan een langdurige relatie met ze aan zodat ze durven investeren. Verder moet het product milieuvriendelijk gemaakt zijn en wordt de handelsketen doorgelicht. In Culemborg zitten verschillende coöperaties van leveranciers, elke wereldwinkel doet daar de eigen inkoop.
De leveranciers worden elke twee jaar gecontroleerd. Directeur Huub Jansen is bijvoorbeeld net terug van een reis door Swaziland en Zuid-Afrika om producenten te bezoeken. De controles worden doorgaans uitgevoerd door lokale specialisten die goed op de hoogte zijn van de gang van zaken in de regio. Die nemen regelmatig steekproeven of de bedrijfjes fair produceren. Soms wordt een product of leverancier afgewezen omdat de fairtrade criteria niet zijn gegarandeerd. “Hoe leuk het product ook, het gaat ons om de producenten, niet om de leveranciers en wereldwinkels”, aldus Jansen.
Met behulp van de opbrengst van winkels voorziet de Landelijke Vereniging in de controle van de producten, wordt gewerkt aan de verkoopmaximalisatie van de wereldwinkels en stimuleert de Vereniging de opkomst van fair trade producten in de gewone detailhandel. “Dat blijft toch ons hoofddoel. Met fairtrade food is dat een groot succes, je kunt het overal krijgen. Nu de cadeaumarkt nog.” De vereniging ijvert voor een nationaal of zelfs internationaal keurmerk voor fair trade ‘gifts en living producten’ zoals dat ook voor fairtrade food geldt.
De Landelijke Vereniging krijgt overigens ook subsidie. Al vielen de wereldwinkels buiten de boot bij de laatste MFS-ronde (overheidssubsidie ontwikkelingssamenwerking) in 2010, de Landelijke Vereniging kreeg wel een forse SBOS-subsidie (1,7 miljoen voor 4 jaar) voor het stimuleren van draagvlak. Met dit geld financieren ze twee campagnes, Fairminds een jongerenprogramma (studenten konden bijvoorbeeld een faire chocoladereep ophalen in de lokale wereldwinkel) en de Fairtrade Gemeente campagne: gemeenten en bedrijven spreken af op meerdere fronten fairtrade te handelen. Tot nu toe hebben 31 gemeenten het predicaat Fairtrade Gemeente gekregen, 91 gemeenten zijn actief bezig.
Heemstede staat nog niet vernoemd als Fairtrade Gemeente maar heeft wel een wereldwinkel. Eenmaal voorbij de wolk van wierook gestapt, is in één oogopslag duidelijk dat deze zaak op een ander publiek gokt dan de idealistische rietsuikergebruikers uit de seventies. Op wat oude favorieten na: de stenen beeldjes, de houten olifantjes en het schap met wierook, straalt de winkel eigentijdse hipheid en kleurige vrolijkheid uit. Geen souvenir-achtige spulletjes meer, maar westers gedesignde cadeauartikelen.
Achterin de zaak is de afdeling Fairtrade food (gevestigd (30 procent van de omzet wereldwinkels) met het welbekende Max Havelaar keurmerk. Die komt nu ook met oploskoffie en chocopasta, bewijs dat fairtrade het assortiment van de basislevensmiddelen allang voorbij is. Maar de absolute favoriet in de wereldwinkel anno 2013 staat al jaren stabiel op nummer één: de tapasschaal uit Tunesië. Mijn duifje uit Latijns-Amerika is helaas nergens meer te vinden.
juni 2013 Oneworld